Het rustgevende Ardense woud, een oceaan van groen

Een reis in het hart van een landschap vol geschiedenis

Wie aan de Ardennen denkt, denkt ongetwijfeld aan uitgestrekte groene bossen. Deze oase van rust is hoe langer hoe meer geliefd bij reizigers en toeristen die de drukke wereld ontvluchten en de weldadige effecten van de wijdse natuur ontdekken.  

De Ardense bossen, rijk aan eeuwenoude geschiedenis, bedekken het zuiden van België, het noorden van het Groothertogdom Luxemburg en een deel van het Franse departement Ardennen. Het is de grootste bosoppervlakte van België.

De provincie Luxemburg ligt in het hart van de Ardennen in België en 51% van het totale grondgebied bestaat uit bos, goed voor 313.000 ha. Dit betekent dat in onze meest beboste provincie van het land, één op twee vierkante meter bedekt is met bomen.

Verder naar het oosten beslaan de Ardennen in het noorden van het Groothertogdom Luxemburg 32%, terwijl het Franse departement Ardennen zijn bodem voor 28% gevuld ziet met bos.

Arduinna

De eerste menselijke sporen dateren uit de neolithische periode, tussen 3000 en 2000 jaar voor Christus. Sedentarisme en landbouw leidden tot de eerste ontbossingen. Na eeuwen van migrerende volkeren, vestigden Keltische stammen zich in deze regio. Ze leefden in contact met de overvloedige en beschermende natuur, genaamd Arduinna. De oorsprong en de betekenis van dit woord is onzeker ("zwart", "diep", "verheven”) maar het is wel duidelijk verbonden aan de Keltische jachtgodin Arduinna die, rijdend op een everzwijn, de beschermvrouw was van het woud. De Keltische cultuur gaf aan de Ardennen een magische en betoverende sfeer, met druïden, feeën, elfen, kabouters en de typische Ardense aardmannetjes “nutons”.

De Romeinen waren de eerste vreemdelingen die zich waagden in het immense en ondoordringbare woud. Ze lieten zich niet afschrikken door de omwonende volkeren, waaronder de Treveri en de Eburonen. Ze veroverden en ontgonnen grote gedeelten van het land en bouwden versterkingen. De eerste Romeinse wegen doorkruisten het woeste territorium. Rondom de verdwenen heirbanen zijn nog talrijke overblijfselen uit die tijd te vinden.

In de middeleeuwen kwamen er nieuwe indringers die als missie hadden om het gebied te evangeliseren. In deze tijd werden de abdijen van Saint-Hubert, Malmedy en Stavelot opgericht. Het woud werd een toevluchtsoord voor Saint Remacle en Saint Hubert maar ook voor kluizenaars en bandieten. De Karolingers gebruikten het als jachtterrein en bouwden er villa’s en jachthuizen. Ondanks het ontstaan van kleine vestingsteden en de gevechten die er regelmatig plaatsvonden, behielden de bossen hun magische karakter, doordrenkt van legendes. Doorheen de tijd ontstonden er kleine dorpjes waarin de bewoners leefden van landbouw en veeteelt en het bos benutten als aanvulling.

Flora en fauna

De Ardense bodem is diep, zuur en arm, wat de afwezigheid van bouwland verklaart, en het overwicht van bossen en weilanden.

Men schat dat in 1790 drie kwart van het oorspronkelijke woud verdwenen was. Dit was voor een deel het werk van de talrijke kolenbranders, leerlooiers en kleine boeren die er hun vee lieten grazen. De helft van de toenmalige beboste gebieden werd omgezet in heide of moerassen.

In de 19e eeuw vereiste de industriële revolutie een grote hoeveelheid hout. De Ardennen werden in een gestaag tempo herbeplant met naaldbomen.

Vandaag zien we een bijna perfecte balans tussen de populaties loofbomen (53%), zoals de eik, es, esdoorn, kers, iep, berk, haagbeuk, en naaldbomen (47%) zoals de spar, douglasspar en den. Dit evenwicht is het resultaat van tientallen jaren inspanningen om de originele loofbossen te herstellen.

Dit mozaïek van beplantingen zorgt voor ogenschijnlijke « micro-wereldjes », binnen in het bos. Elke bomenfamilie roept verschillende gevoelens op: rust, kracht, energie…

In de Ardense bossen groeien talloze kruidachtige en houtachtige planten, die elk een biotoop vormen voor verscheidene diersoorten. Zo zijn de sparrenbossen bijvoorbeeld een toevluchtsoord voor zoogdieren in de winter.

Een ecosysteem met een grote verscheidenheid aan diersoorten: hert, ree en everzwijn leven samen met vos, wilde kat, marter, eekhoorn of haas. Hoog in de bomen behoren sperwer, roodborstje, mus, vink, klapekster en mees tot de vele zangers van het bos, nauwlettend in de gaten gehouden door de uil, de oehoe en sinds enkele jaren ook de zwarte ooievaar. Al jaar en dag vinden deze dieren hier onderdak, voedsel en rust.

De bezoekers van het Ardense woud

Onze bossen worden doorkruist door allerhande individuen: wandelaars, trekkers, mountainbikers, ruiters en ook zelfs langlaufers. Deze ludieke functie van het bos ontwikkelde zich in de 19e eeuw. Het bos is een plek voor ontspanning en recreatie geworden, dat gemakkelijk bereikbaar en toegankelijk is. Meer dan 1000 permanente wandelroutes doorkruisen het Ardense woud en bieden een gezonde ontspanning in een natuurlijke omgeving.

Ook jagers bezoeken het bos. Tijdens het jachtseizoen mogen ze op wild jagen op verschillende manieren: drijfjacht, drukjacht, lokjacht, sluipjacht… hiervoor moeten ze een examen afleggen en een licentie en wapenvergunning zijn nodig.

Houthakkers en andere boswerkers werken op veel plaatsen nog als vanouds met stoere Ardense trekpaarden, die symbool staan voor onze regio. Dankzij deze eeuwenoude methode van bosonderhoud dragen deze dieren bij tot een duurzame ontwikkeling van het bos. Bosbeheerders streven een streng beleid na, en zorgen voor behoud, duurzame ontwikkeling en respect voor onze bosgebieden. Een voorbeeld? De hout“oogst” mag nooit de houtproductie van datzelfde jaar overschrijden.

Het Ardense woud zal zijn imago als “natuurlijk paradijs” of “groene long” altijd behouden. U kunt er uren wandelen zonder iemand tegen te komen. Ontsnap aan de dagelijkse drukte en kom weer op krachten in deze oase van rust.

Het Ardense woud in enkele cijfers:

  • Ontstaan omstreeks 9000 jaar v.C tengevolge van een opwarming van het klimaat (mesolithisch). 
  • 3 landen (België, Frankrijk, Groothertogdom Luxemburg)
  • 51% van de provincie Luxemburg, 32% van het noorden van het Groothertogdom Luxemburg en 28% van het departement van de Franse Ardennen
  • 7 natuurparken (5 Belgische, 1 Franse en 1 in het Groothertogdom Luxemburg)
  • Meer dan 70 soorten zoogdieren, 150 soorten vogels, 10 soorten reptielen en 16 soorten amfibieën
  • Meer dan 10.000 soorten paddenstoelen
  • Meer dan 130 visverenigingen
  • Meer dan 1000 wandelroutes
  • 7 meren en waterbekken en 23 rivieren