Een bewogen geschiedenis met een kruising van culturen

Even terug in de tijd

"Un pèlerinage aux sources…ainsi font les rivières ardennaises qui semblent remonter vers leur source parce qu’elles se sont heurtées au rocher. Il leur faut trouver derrière elles le chemin qui les conduira en avant." (Roger Bodart)

Twee wereldoorlogen, twee slagvelden

Twee wereldoorlogen hebben in het Belgisch Luxemburgse grondgebied hun sporen nagelaten. In mei 1940 viel Duitsland voor de tweede keer het neutrale België binnen. De Ardennen werden overspoeld met pantserdivisies waartegen de Ardense Jagers het hoofd moesten bieden. Een linie van betonnen bunkers, kazernes in Arlon en in Rencheux, en speciale routes in Bodange en Vielsalm getuigen van de strijd van deze « Chasseurs Ardennais » tijdens de Achttiendaagse Veldtocht.

undefined

In de winter van ’44 vond de Slag om de Ardennen plaats, Hitlers laatste aanval tegen de geallieerden die zes maanden eerder in Normandië aan land kwamen.

Dertig jaar eerder, in augustus 1914, brak de Slag der Grenzen uit, gewelddadig voor de Franse en Duitse legers die van Maissin tot Baranzy  op elkaar botsten. Maar er werden ook veel burgerslachtoffers gemaakt in Anloy, Longlier, Rossignol, Tintigny, Ethe, Porcheresse… waar het begin van deze oorlog bijzonder gewelddadig verliep met willekeurige executies, plunderingen, vernielingen van dorpen, deportaties en vier jaren van bezetting. Musea, militaire begraafplaatsen, monumenten en gedenkplaten nemen u mee over het pad van de herinnering, in het spoor van deze tragische geschiedenis.

 

Op de grens van België: eerst één, dan twee maal Luxemburg

De geschiedenis van ons grondgebied is complex. Toen België in 1830 onafhankelijk werd kreeg de meest zuidelijke van alle provincies de naam « Luxemburg ». Deze naamgeving verwijst naar de verre feodale geschiedenis, de periode waarin de streek werd onderworpen aan graven en hertogen van Luxemburg. Echter, bij de conferentie van Londen in 1839 verloor Belgisch Luxemburg definitief zijn oostelijke deel, dat wil zeggen het huidige Groothertogdom Luxemburg. Deze beslissing stond lijnrecht tegenover de wens van de bevolking maar leverde de steun op van een evenwichtige Europese politiek.

Na de nederlaag van Napoleon in 1814 en 1815, werd tijdens het Congres van Wenen een groot koninkrijk der Nederlanden gecreëerd om zo een barrière tegen het revolutionaire Frankrijk op te richten. Ons grondgebied werd toegeschreven aan Willem I, koning der Nederlanden, die ook het Hertogdom van Bouillon onder zijn hoede kreeg.

Het Groothertogdom Luxemburg kreeg een speciaal statuut in dit koninkrijk, dat van Onafhankelijke staat in een Duitse Bond van 39 Duitse deelstaten. Van dit Hollandse bewind is het kanaal in Bernistap, dat de Maas met de Moezel moest verbinden, nog een overblijfsel.

Om conflicten tussen Frankrijk en Pruisen te vermijden, voegde het Verdrag van Londen bij de Belgische onafhankelijkheid slechts vijf van de acht districten van het oude Hertogdom bij het nieuwe koninkrijk: het Waalse district en enkele kantons van het Duitse district: Arlon, Virton, Neufchâteau, Bastogne en Marche-en-Famenne. Vanaf 1843 werd de grens tussen de beide Luxemburgen door 287 gietijzeren en 220 stenen grenspalen aangegeven. De stad Arlon, het dichtst bij Luxemburg-stad gelegen, werd in eerste instantie bevorderd tot provinciehoofdstad. Neufchâteau, St-Hubert en Marche betwistten elkaar deze positie. Uiteindelijk installeerde de Gouverneur en het provinciaal paleis zich definitief in Arlon.

Beslissingen van de grote naties belemmerden lange tijd de economische ontwikkeling van Belgisch Luxemburg. De nieuwe grenzen scheidden de provincie af van voormalige afzetmarkten. Geïsoleerd, ver van de industriële centra, leefden de Luxemburgers vooral van landbouw, veeteelt en bosbouw. Het Domein van de Fourneau St-Michel, het Museum en Piconrue, en de Gaumse musea geven u een beeld van het dagelijkse leven van de Luxemburgers in de 19e eeuw.

Maar ook het slijpsteenmuseum of het Museum van het leven in de Salmstreek in Vielsalm, les Grès de La Roche, het leisteenmuseum in Martelange, het klompenmuseum in Porcheresse, het klokkenmuseum van Tellin, het tabaksmuseum van Corbion… allemaal geven ze een prachtige impressie van hoe de mensen hier vroeger aan de kost kwamen.

 

De revolutiestorm

In 1789 maakte Luxemburg deel uit van de Oostenrijkse Nederlanden. Het ontsnapte zowel aan de Franse, de Brabantse als de Luikse revolutie maar leed wel onder talrijke confrontaties. In Frankrijk viel het Ancien Régime en moest Lodewijk XVI vluchten. Hij werd gearresteerd in Varennes, vlakbij ons. In 1792 verklaarden de Franse revolutionairen de oorlog aan Pruisen en aan hun bondgenoot Oostenrijk. De legers plunderden onze steden en dorpen. De abdijen van Orval en Clairefontaine werden in 1792 en 1794 in brand gestoken. De Oostenrijkers werden definitief verslagen in Fleurus in 1974. Frankrijk legde beslag op ons in 1795. Het Luxemburgse grondgebied werd onderverdeeld in Franse Departementen: « Fôrets » in het zuiden en « Ourthe » en « Sambre-et-Meuse » in het noorden. De kerkgoederen werden verkocht, de metaalindustrie stortte in en de bevolking betaalde een zware tol aan de Napoleontische oorlogen.

Van regime naar regime, het Luxemburgs particularisme

Gaan we verder terug in de tijd, dan kunnen we duidelijk constateren dat Luxemburg vaak invasies heeft gekend en doorkruist werd door vijandelijke of geallieerde troepen, die leefden van plunderingen en rekwisities. De inwoners werden de dupe van de oorlog, want legerbevoorradingsdiensten bestonden nog niet. Tijdens de zeer zeldzame momenten van rust en vrede, verbeterde het dagelijkse leven en kwam de welvaart terug. Het begin van de 18e eeuw, toen Luxemburg behoorde tot het Huis van Oostenrijk, was een mooie tijd.

Vóór de Oostenrijkers kende Luxemburg een kort Frans intermezzo onder Lodewijk XIV. Hiervoor nog, maakte Luxemburg deel uit van de Spaanse Nederlanden in de 16e en 17e eeuw, en daar weer voor was het Hertogdom Luxemburg Bourgondisch eigendom in de 15e eeuw. De bevolking bleef echter Luxemburgs in hart en nieren, in hun zeden en gewoontes, hun kracht en berusting!

Vanaf de 11e eeuw waren de graven en hertogen van Luxemburg erin geslaagd om hun grondgebied en macht te vergroten. In 1354 werd Karel IV keizer, en verhief het graafschap tot hertogdom. Maar geen enkele van zijn prinsen woonden vanaf de 14e eeuw nog op ons grondgebied. In de 15e eeuw viel het immense erfgoed van Luxemburg in handen van de Bourgondiërs, en vervolgens in die van de Habsburgers. Onder deze laatsten werd Keizer Karel geboren in Gent in 1500, en droeg de titel van graaf van Luxemburg vanaf zijn geboorte. Karel V werd heerser over een gigantisch keizerrijk, met daarin het grondgebied dat door zijn vader Filips de Schone werd bestuurd, zoon van Maximiliaan van Oostenrijk. En dat van zijn grootvader aan moederszijde, Ferdinand van Aragon, aan het hoofd van Spanje. Vanaf 1560 verpestten de religieuze oorlogen tussen Frankrijk en de « Spaanse Nederlanden » de Europese economie: branden, vernielingen, rekwisities. De 17e eeuw was een eeuw vol ellende: oorlog, epidemieën en hongersnood.

Sporen van relatieve welvaart in ons erfgoed, als gevolg van de ontwikkeling van de metaalindustrie, vinden we in het noorden van de provincie uit de 16e eeuw, en in het zuiden uit de 18e eeuw. Overgebleven smederijen zijn die van de Fourneau St-Michel, le Pont d’Oye, les Epioux, le Mellier….

Onze werknemers en hoogovenbazen waren zo vaardig en gedreven, dat ze hun kennis gingen verspreiden in Zweden. Veranderingen in de kerken getuigen van dit gunstige tijdperk. De weelderige basiliek van Sint-Hubert in flamboyante gotische stijl, de hal van Durbuy, religieuze kunstvoorwerpen, allemaal afkomstig van deze 16e eeuw.

Een andere rustige periode was er in de 18e eeuw. Talrijke kasteelboerderijen, mooie residenties, schatten aan beelden en schilderijen in religieuze gebouwen dateren uit deze tijd. De musea van de Famenne, Arlon, Virton, en vooral het museum en Piconrue in Bastogne tonen het religieuze erfgoed van Luxemburg. In Bouillon vertelt het Hertogelijk museum de indrukwekkende epos van de uitgave van verboden boeken. In dit hertogdom leefde een vrijzinnige prins die bescherming en materiële hulp bood aan de uitgevers van de werken van de encyclopedisten Diderot, Voltaire en Rousseau, verboden in Frankrijk, Brussel en Luik.

In ons erfgoed vinden we ook sporen van de middeleeuwen. Met de feodaliteit, het leenstelsel, werd de tijdelijke macht verdeeld. In plaats van de koning beheerden en beschermden de vazallen het grondgebied. Zij waren via een eed verbonden aan hun opperleenheer, die hen beiden verplichtte de rechten en plichten te respecteren. Het intellectuele en artistieke leven ontwikkelde zich rondom de abdijen, begunstigd door de Frankische aristocratie: St-Hubert rond 687, Stavelot-Malmedy rond 650, Orval rond 1070. De activiteiten van de eerste missionarissen uit Ierland hebben hun sporen nagelaten met de cultus van St-Monon in Nassogne. De sociale organisatie in drie standen, de geestelijkheid, de adel en de burgerij, hield stand tot aan de Franse Revolutie.

Stadsmuren, kerktorens, donjons en forten

Germaanse volkeren staken de Rijn over rond 400 na Chr., met onder hen de Franken die zich in onze regio’s vestigden. Rondom de steden verschenen kleine koninkrijken. Chlodio maakte zich meester van Doornik, en zijn opvolger Merovech stichtte de dynastie van de Merovingische koningen. De beroemdste onder hen was Clovis, de achterkleinzoon van Merovech, die Gallië veroverde en een koninkrijk stichtte dat liep van de Rijn tot aan de Pyreneeën. Hij bekeerde zich tot het christendom om het vertrouwen te winnen van de Gallo-Romeinse christenen. De Franken vormden de eerste politieke en militaire macht van het Westen.

In 751 verbande Pepijn de Korte de laatste Merovingische koning naar een klooster, en kroonde zichzelf tot koning van de Karolingische dynastie in 752. Talrijke Merovingische begraafplaatsen wijzen op de destijdse beheersing van de metaalnijverheid en de edelsmeedkunst. Er zijn graven uit die tijd gevonden in Lotharingen (Torgny, Arlon), in de Ardennen (Wellin, Tavigny), en in de Famenne en de Condroz (Barvaux, Verlaine, Bende, Izier, Hamoir). Verzamelingen van Merovingische objecten worden tentoongesteld in Arlon, Virton, en in het museum van de Famenne in Marche-en-Famenne. De Merovingische en Karolingische heersers steunden de eerste evangeliepredikers die hun kloosterdomein oprichtten in Saint-Hubert.

De Ardennen zijn topografisch gezien zeer gunstig gelegen voor verdediging en toevlucht: rotspartijen, ingesloten valleien, weelderige rivieren, dichte bossen… Na het jaar duizend werden er dankzij de versnippering van de feodale macht talrijke donjons en forten gebouwd, als residenties van de krijgsadel: in Bouillon, Herbeumont, Chiny, Mellier, Etalle, Hargimont.

De meeste steden van Luxemburg verschenen in deze tijd, en ontwikkelden zich rondom het kasteel van de heer die de veiligheid van de plaats garandeerde. Deze verantwoordelijkheid werd daarna overgedragen aan de burgers van de stad, zoals in Durbuy, La Roche, Marche, Neufchâteau… De architectuur van de forten evolueerde met de artillerie. Enkele vips uit onze middeleeuwse geschiedenis: Godfried van Bouillon, Ermesinde, Hendrik V van Luxemburg, Jan de Blinde, Wenceclaus, Willem van der Marck (bijgenaamd Willem met de baard, of « het zwijn van de Ardennen »), Robert II (bijgenaamd « de duivel van de Ardennen).

In de dorpen, afgelegen van de centra, deden de Romaanse kerktorens dienst als toevluchtsoord, zoals in Wéris of Tohogne. Andere Romaanse erfstukken zijn te bezichtigen in Waha, St-Hubert, Bende, Jamoigne, Rouvroy, Ollomont, Cherain…

Van de Galliërs tot het Pax Romana

Met de Galliërs verscheen de ijzertechnologie, en daarmee de ingrijpende economische en sociale veranderingen. De Kelten leefden vooral van de landbouw en veeteelt, en de nieuwe metalen gereedschappen verbeterden hun rendement. De Ardense Galliërs waren uitmuntende landbouwers, ervaren veetelers, waardevolle ambachtslieden, en hebben hun sporen nagelaten in onze cultuur: in woorden, naamplaatsen, technieken en in het geloof. Hun samenleving was hiërarchisch en specialistisch opgebouwd, wat duidelijk zichtbaar was in de graven van de gewone mens of de graven met strijdwagens van de « notabelen ».

De Keltische forten op steile hoogtes, zoals de « Cheslé » van Bérisménil, of de « Tranchée des portes » in Etalle, de « Gros-Thier » in Salmchâteau, de « Trinchi » in Cugnon… getuigen van sociale spanningen en zonder twijfel van de organisatorische en architectonische vaardigheden van de muurbouwers. Op de site van Montauban in de Gaume, vinden we een afbeelding in bas-reliëf van de beroemde « vallus », de oogstmachine van de Trevi, omschreven door de Latijnse landbouwkundigen Plinius de Oudere en Palladius.

Het Gaumse Museum in Virton bezit een origineel exemplaar. Het Keltenmuseum in Libramont is een unieke plaats om alles te weten te komen over de Keltische beschaving.

De verovering van Gallië door Julius Caesar, van 58 tot 51 voor Chr., bracht enkele nieuwigheden met zich mee, zonder dat de Gallische tradities werden verstikt. Beetje bij beetje veranderden de Gallische paden in Romeinse wegen waarlangs zich herbergen (de Mutatio en Mansio, bijv. in Anlier en Chameleux), dorpjes en necropolen vestigden. De stad Arlon (Orolaunum) was een belangrijke agglomeratie, een administratief en commercieel centrum, gelegen op de kruising van wegen naar Reims en Trier, en naar Metz en Tongeren.

Het Archeologisch Museum van Arlon geeft een prachtig beeld van de Gallo Romeinse levenskunst. Vanaf de 3e eeuw werden Gallische steden, zoals Arlon, omsloten door versterkte stadsmuren om weerstand te bieden tegen de Germaanse invasies. Een stevig ommuurde castrum werd gebouwd op de heuvel van St-Donat in Arlon, en twee Romeinse torens en de Jupitertoren zijn overblijfselen van het fort dat werd opgebouwd met materialen van Gallo Romeinse monumenten.

Van de nomaden tot het sedentarisme: de eerste bewoners van Luxemburg

Vanaf het Paleolithicum en het Mesolithicum, rond 15.000 en 8.000 voor Chr. was ons grondgebied bevolkt door groepen jagers-verzamelaars die tijdelijk onderdak vonden aan de ingang van grotten, zoals in Juzaine, Heyd, Verlaine, Hotton... Zij kwamen uit Frankrijk of Duitsland via gemakkelijk doorgaanbare dalen, en bleven eerder in de Famenne en in Lotharingen dan in de Ardennen, vanwege de holtes in de rotsen.

. Op een kalkstenen plateau, geschikt voor landbouw en veeteelt, ligt het gebied van de megalieten van Wéris. Deze kalkstrook loopt langs de depressie van de Famenne, die in het Noordoosten in verbinding staat met de streek van de Herve en de Maas, die zijn vallei opent richting de Baltische Laagvlakte. In een lijn van 8.100 m. lengte en 350 m. breedte, in de richting NNO/ZZO, bevinden zich twee dolmens en 14 menhirs. Ze zijn opgericht in de Neolithische periode, 5000 jaar geleden. Wat onderzoekers vooral intrigeert is de oriëntatie en de geometrische organisatie van deze stenen.


undefined

Op dit moment kunnen wetenschappers nog niet zeggen of de site van Wéris een prehistorische zonnekalender vormt, zoals in Stonehenge. Echter, wat we wel weten dankzij de archeologie, is de graffunctie van de dolmens.

Bezoek voor uw wandeling eerst het Megalietenhuis. Hier vindt u antwoorden op de talrijke vragen over deze fascinerende Neolithische beschaving. U ontdekt er ook de rationele of juist bizarre verklaringen die door de eeuwen heen zijn bedacht voor de mysterieuze reuzenstenen van het gebied. Prehistorische objecten die zijn gevonden in Belgisch Luxemburg, worden tentoongesteld in het Museum van de Famenne, in het Luxemburgs Museum in Arlon en in het Gaumse Museum in Virton.